Rond halfzes die avond verliet Toos de woning. Dit omdat mijn alcoholgebruik dusdanige vormen had aangenomen dat ze het niet meer uithield. Ze vertrok naar familie. Op het moment van vertrek had ik een halve liter Wodka achter de kiezen zodat ik de pijn negeerde en afscheid nam met zoiets als: ‘Nou, de groeten. Ik zie je wel weer eens.’ We waren zo’n acht jaar samen en in al die tijd was ik zelden nuchter geweest. Het kon me uiteindelijk geen flikker schelen dat ze wegging. Het was zelfs wel handig, redeneerde ik, want dan kon ik me tenminste ongegeneerd vol laten lopen.
Dat ik in die tijd niet wist hoe ik de hypotheek moest betalen was niet mijn grootste probleem. Mijn grootste probleem op dat moment was dat ik nog maar een halve liter Wodka had, wat bij lange na niet genoeg zou zijn om de avond mee door te komen.
Direct na Toos’ vertrek sprong ik in de auto en reed naar de dichtstbijzijnde slijterij. Nog net voor sluitingstijd stapte ik de drankwinkel binnen en trok een fles “Absolut” uit het schap. Absolut is beslist de duurste wodka die je je maar kunt bedenken maar het houdt de koppijn enigszins binnen de perken en dat sprak me wel aan. Toen ik wilde afrekenen trof ik bij de kassa een bejaard stel dat zich kennelijk had voorgenomen zich eens uitgebreid te laten informeren over de beste wijnen in Frankrijk. Na ongeveer een minuut of vijf het gebeuzel over exclusieve wijnsoorten te hebben aangehoord begon ik almaar dorstiger en nerveuzer te worden. Ik merkte dat ik hevig stond te trillen en dat mijn ergernis geleidelijk overging in agressie. Dus op een bepaald moment hield ik het niet meer, schroefde de dop van de fles en nam een paar flinke teugen. Ik voelde de wodka langzaam omlaag branden. Onmiddellijk begon mijn maag op te spelen. Ik smeet een briefje van 50 op de toonbank, liep naar de deur. En in de deuropening kon ik het niet laten. Ik draaide me om – naar het bejaarde echtpaar dat me met grote verschrikte ogen aan stond te staren – en riep: ‘Stelletje bourgondische zeikers! Koop van het wisselgeld maar een camembert! Voor bij de wijn!’ Daarna maakte ik dat ik wegkwam. In de vijf kilometer terug naar huis ging er wederom een halve fles achterover zodat ik rond zes uur die avond al een liter sterke drank had genuttigd.
Thuis werden (nu ik het nog kon) eerst Joop en Joep, onze twee retrievers verzorgd. Ik zette mijn draadloze koptelefoon op mijn oren, zette een cd op. Daarna installeerde ik me met een fles cola en de rest van de wodka op de bank. Eigenlijk voelde ik me best wel goed zo. Geheel alleen. Gordijnen gesloten, deur op slot, telefoon op het antwoordapparaat. Niemand die me nu nog zou storen. Totale overgave aan de alcohol.
Zo gleed ik weg in gemijmer en overpeinzing. Ik bedacht me dat het stom was dat ik, nu ik de kans had, geen pornofilm had gehuurd. Daarna probeerde me – almaar drinkend en rokend – te herinneren wanneer Toos en ik nou eigenlijk voor het laatst seks hadden gehad. En hoe diep ik ook nadacht, ik wist het echt niet meer. Het moest minstens negen maanden geleden zijn, of langer. Ja, ze had me zo af en toe nog wel eens afgetrokken, om mij een beetje tevreden te houden, bedacht ik me. Zodat ze in ieder geval niet met me hoefde te neuken – en mijn naar alcohol walmende smoel niet hoefde te zoenen!
En zo zakte ik almaar dieper weg in een melancholische roes. Met de volumeknop van de stereo op vol. Werktuiglijk draaide ik enkel muziek waarvan ik wist dat het mijn zwaarmoedigheid meer en meer om zou zetten in depressiviteit. Bij elk nieuw nummer schoten er flarden van mijn verleden door het hoofd. Naarmate de avond vorderde gleed ik weg in een staat van bewusteloosheid.
Het moest een uur of vier die ochtend geweest zijn dat ik gewekt werd door een natte warme hondentong die mijn ogen likte. Ik was half van de bank gegleden, had de koptelefoon nog op mijn oren. De cd-speler stond op repeat en herhaalde telkens een nummer van The Smiths. Op de tafel stond de wodkafles die voor driekwart leeg was. Blijkbaar had ik enkel wodka gedronken want de cola was onaangeroerd. Joop en Joep zaten me verwachtingsvol aan te kijken. En bij hun blik bekroop me een vreselijk schuldgevoel. Die arme dieren moesten onderhand vreselijk op springen staan. Dat ik ze zo aan hun lot had overgelaten… Het eerste wat nu moest gebeuren was de honden uitlaten.
Er stond een gure wind die me weer enigszins tot positieven deed komen. Om mijn schuldgevoel ten opzichte van de honden te compenseren besloot ik een stuk verder, langs de graslanden, te wandelen. Het leek alsof ze het aanvoelden want ze dolden met elkaar als in hun jongste puppyjaren. Na ongeveer honderd meter besefte ik dat ik de draadloze koptelefoon nog op had want The Smiths begon te haperen. Er stond geen maan waardoor het behoorlijk donker was en ik meer in de berm liep dan op de weg. Na een poosje begon mijn maag op te spelen en eer ik het door had sloeg ik dubbel. Over een hek bij een weiland kotste ik me leeg. De honden begonnen onmiddellijk gretig mijn braaksel naar binnen te werken. De aanblik hiervan veroorzaakte een nieuwe oprisping, ik kokhalsde en kokhalsde, maar ik was op wat gal na, leeg.
Ik keek omhoog naar de sterrenhemel. Ik voelde me ellendig, eenzaam. Op dat moment zag ik, in een flits, in een schuine boog, een ster omlaag suizen. Ik bedacht me dat ik nu een wens zou mogen doen. Maar ik kon niets bedenken. Ik voelde niets.
Thuisgekomen dronk ik in één teug de rest van de wodka op. Daarna nam ik een slaappil die ik wegspoelde met twee flessen bier en ging naar bed. De honden kropen naast me op Toos’ plek. Joep krulde zich vast tegen me aan. Joop nestelde zich aan mijn voeten. Het was wel goed zo. Dit was nu eenmaal ons leven.
Jan