Je weet wel wie ik ben, je hebt me wel je vriend genoemd, ik heb je veel verdriet en pijn bezorgd, ik wil alleen maar zien hoe ik je klein kan krijgen, ik ben de duivel in je, ik ben je ziekte.
Ik besmet al jouw gedachten, gijzel je ziel, ik word je nieuwe meester, die jou in bezit neemt, ik neem je emoties over, bepaal hoe het spelletje loopt, totdat je hele bestaan kreupel gaat van schaamte.
Je hoeft maar te roepen en ik ben bij je, soms vermomd, maar vaak neem ik je bij verrassing te pakken, krijgen zal ik je, en waar je al bang voor was: ik zal je ziel meedogenloos pijn doen.
Heb je nog familie? Ik zorg ervoor dat alles vernield wordt, ik roof al het plezier dat je in je leven hebt gehad, ik ga je niet alleen pijn doen, ik zal je zelfs doden als me dat zo uitkomt, ik ben je vreselijkste nachtmerrie, ik ben je ziekte.
Ik breng zelfvernietiging, maar jij wilt het nog niet weten, ik voer je naar de hemel, maar laat je vallen in de hel, ik zal jacht op je blijven maken, waar je ook gaat en als ik je te pakken neem heb jij dat niet eens door.
Soms houd ik me rustig, dan wacht ik mijn kans af, wat van jouw is wordt van mij, ik neem wat ik wil, ik neem zelfs jou zélf en het maakt me niet uit wie het ziet, ik ben altijd bij je, ik ben je ziekte.
Heb je nog iets om trots op te zijn? Ik neem het je af, je verliest al je hoop en vergeet hoe je moet bidden, ik laat je achter in duisternis, waar je blind staart in leegte, ik breng je terug tot niets en jij vindt dat best.
Ik doe alles onvoorwaardelijk, ik heb grootse krachten, ik zal je buigen, ik zal je breken, steeds weer opnieuw, ik verkruimel jouw wereld met het grootste gemak, want ik ben de dwaas in je, ik ben je ziekte.
Maar vandaag ben ik nijdig! wil je weten waarom? ik zag je in een kamer vol ex-verslaafden en ben totaal verstomd, hoe kon ik je nu zomaar verliezen, waar begon ineens mijn pech? zo was je bij me, zo ben je weg.
Je kunt nu toch niet doen alsof onze liefde is opgegaan in rook? als jij alleen was, was ik het toch telkens die euforisch bij je opdook? als jij afstand deed van een waardig, nuchter, daadkrachtig leven, was ik er toch telkens om je meedogenloos gelijk te geven?
En kijk nu toch, jullie vuile verraders, jullie denken zeker allemaal dat jullie aan me zijn ontsnap, met je tragische leventjes en je loze kabaal, maar alleen gekken denken dat ze winnen, geef je verlies maar liever toe als je echt voor deze weg gekozen hebt, want ik ben nog lang niet moe.
Oké, goed, ga je gang: geef je er fijn aan over, maak maar trammelant, ga lekker in een kringetje zitten, bid voor mijn part hand in hand, dat God je zal komen redden… terwijl ik hier zit te kniezen, maar ik geef het nog niet op, want ik haat het te verliezen.
Ik vervloek jullie bijeenkomsten elk moment van de dag, en ook jullie hogere machten, hoe bijzonder het ook wezen mag, en jullie godgeklaagde wijsheden, jullie eeuwige banaliteiten, elke nieuwe verslaving die je me ontzegt, maar het zal je nog gaan spijten.
Want ik heb het al zó dikwijls gezien en voor je ’t weet gebeurt het weer: mensen die zich wentelden in misère, kruipen vaak terug voor meer, dus wees gerust en weet, dat ik geduldig op je wacht en toe zal slaan, onverhoeds, als in je donkerste nacht.
Jij denkt nu wel dat je sterker bent en slimmer deze keer, dat er geen heuvel of berg te hoog is, dit gebeurt jou nooit meer, maar als dat echt is wat jij denkt, dan heb je niets geleerd, dan sla ik je alsnog verrot en zorg dat je crepeert.
Dus, pas op, ontken mij niet, ik zal jou nooit vergeten, ik sta aan je zij, heel dichtbij, dat moet je nu toch weten: ik ben er klaar voor, je hoef maar te wenken, ik wacht, weet dat ik naar je uitkijk en dorstig naar je smacht.